McBieb DISNEY

Artikels Auteurs

This page contains the following items:


Al Taliaferro

Charles Alfred (Al) werd op 29 augustus 1905 in Montrose, Colorado geboren. Hij studeerde kunst op het Institute of Art in Californië en werkte aanvankelijk in de reclame.

Op 5 januari 1931 ging hij bij Disney werken als animator, maar al gauw kwam hij bij de strip-afdeling terecht. Daar inkte hij tussen 1931 en 1932 de krantenstripjes van Floyd Gottfredson.

Later, in 1932, maakte hij een paar Tokkie Tor-strips en werkte hij aan veel stripversies van de Silly Symphonies, korte tekenfilmpjes van Disney.

De eerste Duck-strips

In 1934 verscheen in de krant de eerste strip met Donald Duck: “The Wise Little Hen”, getekend door Al Taliaferro. Het was de stripversie van de gelijknamige Silly Symphony, die de eerste verschijning van Donald in de bioscoop was.

In 1938 begon Taliaferro met dagelijkse Donald Duck-strips, en twee jaar later zondagstrips.

In zijn carrière heeft hij veel personages bedacht, zoals Kwik, Kwek en Kwak en Oma Duck.

Andere strips

Taliaferro heeft ook een geringe bijdrage geleverd aan de Dell/Western-comics, in de vorm van korte strips, tekeningen en voorplaten.

Hij heeft ook enkele niet-Disney-strips gemaakt (Jim Davis en The Sangor Shop).

Op 3 februari 1969 overleed Taliaferro in Glendale.

Waar te lezen?

Al Taliaferro’s werk is voornamelijk te bewonderen in de Donald Duck Scheurkalenders — elke dag een strip — en in het weekblad, in “Een weekje…”.

Voorbeeld

Feiten

Naam:
Charles Alfred Taliaferro
Woonplaats:
Montrose, Glendale (V.S.)
Geboortedatum:
29 augustus 1905
Overlijdingsdatum:
3 februari 1969
Eerste verhaal:
?
Uitgever:
Disney Comics

Meer over Taliaferro

Auteur: (25 augustus 2004, 22:33).

Daniel Branca

Er zijn altijd kunstenaars die zowel tekenen als schilderen en daarmee bewijzen, dat beide kunststromingen gecombineerd kunnen worden. Als je naar de Disney-tekenaars kijkt, zie je dat ook onder hen er zovelen te vinden zijn. Carl Barks is daarvan natuurlijk het bekendste voorbeeld. Hij keek bij zijn vrouw de kunst af en begon met het schilderen van landschappen, totdat zijn fans hem vroegen om ook de Ducks in olieverf of acryl te vereeuwigen. Veel tekenaars laten al in hun strips zien, dat ze hun plaatjes al even zorgvuldig inrichten als hun schilderijen. Eén van hen is Daniel Branca. Branca weet Donald en zijn vrienden zó vast te leggen, dat je het gevoel hebt dat je midden in een tekenfilm zit.

De Argentijnse kunstenaar werd in december 1951 geboren in Buenos Aires. Al op vierjarige leeftijd toonde de kleine Daniel zijn eerste talenten op het gebied van de kunst, toen hij alles op papier zette, wat hij in zijn omgeving tegenkwam. Ook Disney-figuren schilderde hij vaak, nog zonder te weten dat hij ooit zelf Disney-kunstenaar zou worden.


Fragment uit “De schrik van de stad ” (Donald Duck Extra 11-1999)

Daniel Branca begon als tekentalent op zestienjarige leeftijd bij een reclamebureau als designer en tekenfilmtekenaar. Een jaar later al werkte hij ook voor een lokaal tv-station en ontwierp hij kinderstrips voor een pedagogisch tijdschrift. Net als zijn Chileense collega Vicar vertrok de jonge Argentijn een paar jaar later naar Barcelona, het centrum van de Spaanse stripcultuur. Deze carrièrestap maakte hij in 1976 in de leeftijd van krap 25 jaar.

In Barcelona kreeg hij een betrekking bij Uitgeverij Bruguera, in die tijd de grootste uitgeverij van Spanje. In het begin liet men hem uitsluitend kinderboeken illustreren, terwijl de productie van strips aan meer ervaren mensen overgelaten werd. In het volgende jaar al stapte Branca over naar Bardon Art, een firma die ook levert aan de Egmont-groep. En zo kwam Branca in aanraking met de Ducks, die hij sindsdien nooit meer losgelaten heeft.

Van 1982 tot 1984 nam Branca echter een kleine pauze en vertrok hij naar Parijs. Daar studeerde hij kunst en schilderkunst en presenteerde hij zijn van christelijke symbolen doordrongen schilderijen in constructivistische en kubistische stijl op diverse tentoonstellingen. Aansluitend wijdde hij zich vanuit zijn nieuwe woonplaats Mallorca weer aan de Ducks en ging ondertussen door met schilderen.

In 1995 keerde Branca terug naar Buenos Aires. Daar heeft hij sindsdien verder gewerkt voor de Egmont-groep, maar niet alleen meer als tekenaar; ook als opleider van nieuwe talenten. Tot zijn ‘leerlingen’ behoren onder meer Wanda Gattino en José Massaroli, die intussen beiden voor de Egmont-groep werken en daarbinnen tot de opvallendste nieuwkomers behoren. Tegenwoordig houdt Branca zich overwegend bezig met zijn olieverfschilderijen, maar hij verzuimt niet zich met Duckstad bezig te houden, want het zich bezighouden met de Ducks betekent voor hem ontspanning en genoegen.

Zijn werkwijze met de Ducks is daarbij hooguit ongebruikelijk. Als hij uit Kopenhagen een script toegestuurd krijgt, leest hij het eerst een keer door en zet zich dan aan de tekentafel. Hij maakt dan echter geen krabbels of voorschetsen, maar hij brengt het verhaal pagina voor pagina met potlood tot stand. Branca verafschuwt voorschetsen. Hij vreest dat de spontaniteit in zijn tekeningen ten kosten kunnen gaan van deze tekentechnische tussenstap. Hij presteert het met deze werkwijze steeds weer, van het script af te wijken. Doordat hij het script, na het gelezen te hebben, aan de kant legt en begint te tekenen ontwikkelen veel situaties zich helemaal anders dan de tekstschrijver zich had voorgesteld. Daarbij hanteert Branca een stijl, die aan de Barks-strips uit de jaren 60 doet denken, hoewel Branca zich doorgaans meer uitbundiger gelaatsuitdrukkingen dan Barks permitteert. Als Branca het verhaal in potlood heeft uitgewerkt, kijkt hij het nog even door om er zeker van te zijn dat het verhaal in deze vorm ook werkt. In deze werkfase corrigeert hij wat hij nodig acht of voegt hij details toe. Zo had hij bij zijn Halloweenverhaal “Het monster van Duckstad” het gevoel dat het monster nogal wat aan uitdrukkingskracht miste. Na enig zelfoverleg volstond hij ermee om het monster twee verschillende ogen te geven en had daarmee wat hij wilde: niet alleen een monster, maar echt een afschrikwekkend monster.

Als je Branca vraagt naar zijn lievelingsfiguur, dan zal hij graag toegeven dat zijn hart klopt voor Oom Dagobert en dat hij houdt van verhalen waarin de gierigheid en hebzucht van de Ducks het drijvende element zijn. Hij heeft ook veel op met de tovenares Zwarte Magica, omdat ze voor Disney-begrippen een erg zondige uitstraling heeft. Van de ongeveer vierhonderd verhalen en omslagen die Branca tot nu toe gemaakt heeft, heeft hij er enkele aan zijn hart verpand. Tot die verhalen behoort het verhaal “Verstrikt in de tijd” (Donald Duck Extra 12-2000) en het door Janet Gilbert geschreven “Het monster van Duckstad” (Donald Duck Extra 10-2003).

Feiten

Naam:
Daniel Branca
Woonplaats:
Buenos Aires (Argentinië
Geboortedatum:
december 1951
Eerste verhaal:
Snow Clearing“ (1977)
Uitgever:
Egmont

Auteur: Mark van den Brand (29 oktober 2004, 23:08).

Freddy Milton

Freddy Milton, geboren in 1948 in Viborg in Denemarken, begon zijn carrière als striptekenaar met de strip Zenit, die in 1972 en 1973 in een regionale krant gepubliceerd werd. Daarna ging hij werken voor de uitgevrij Semic in Stockholm. Hij restaureerde er oude krantenstrips om in album te laten drukken. Hij had veel bewondering voor bepaalde Franse en Belgische tekenaars, waaronder Albert Uderzo (Asterix) en André Franquin (Robbedoes en Kwabbernoot, Guust Flater). Via het stripfanzine Stripschrift en enkele Nederlandse tekenaars nam Milton kennis van het inmiddels beroemd geworden stripalbum “Bernard Voorzichtig: Twee voor Thee” van Martin Lodewijk en Daan Jippes.

Milton bewonderde het werk van Jippes en startte een correspondentie met hem op. Dat resulteerde in een ontmoeting in 1975 in Stockholm. Jippes werkte in die tijd als art director voor het toenmalige Oberon. Daarom stuurde Milton Jippes een tien-pagina-verhaal en vroeg hem om opmerkingen voor verbetering te plaatsen. Milton besloot daarna om te stoppen met het maken van realistische stripverhalen.

Tussen 1976 en 1981 (toen Jippes zich in Amerika bevond) maakten Milton en Jippes samen achttien Duck-verhalen, bij elkaar meer dan 300 pagina’s in Barks-traditie. Freddy Milton zei daarover in zijn zelfgeschreven artikel “Doing it the Barks Way” dat Jippes en hij voor hun verhalen waren uitgegaan van de Barks-verhalen van eind jaren veertig, omdat Donald Duck daarin zelfverzekerd en egocentrisch is en geïrriteerd raakt als zijn omgeving hem onder druk zet. Milton: „Barks’s figuren en scenario’s doen dienst als een soort kapstok voor je persoonlijke vaardigheden.”

Milton en Jippes werkten via de post. Geschreven scenario’s werden een paar keer op en neer gestuurd voordat Jippes schetsen ging maken met aanwijzingen voor Milton. Na een schetsfase van Milton bracht Jippes correcties aan. Elk plaatje en daaropvolgend plaatje is zorgvuldig doordacht. Deze methode van ‘heen-en-weer-sturen’ wordt nog steeds gebruikt bij de productie van Disney-strips. Het verschil is dat de verschillende ‘doorlooptrajecten’ van verschillende fasen gescheiden verloopt. Daarbij wordt het steeds door verschillende mensen gedaan. Milton vindt de verhalen daardoor maar ‘half af’ en wil zoveel mogelijk zelf doen. Daarom is hij ook zo blij dat hij bij Sanoma de mogelijkheid heeft om zijn werk zelf te inkten.

Rond 1980 verhuisde Milton naar Kopenhagen en ging hij aan de slag met Woody Woodpecker, het tekenfilmfiguurtje van Walter Lantz. Daarbij deed hij voor Woody wat Barks voor Donald Duck had gedaan: hij gaf meer diepgang aan de specht, door hem een werkeloos vrijgezellenbestaan en een inwonend neefje en nichtje te geven. In feite deed hij niets anders dan de manier van verhalen vertellen van Barks toepassen op Woodpecker, maar het werkte en leidde tot vele leuke Woody-strips.

Ruim daarvoor al had Milton een soortgelijke methode toegepast in zijn eigen strip: De familie Gnuff. Tussen 1974 en 1978 werden deze strips afgedrukt in een blad dat hij zelf produccerde. Het blad heette Sjed, wat zoveel betekent als ‘heksenbrouwsel’. In Nederland werden de Gnuff-verhalen begin jaren tachtig gepubliceerd in het tijdschrift Woody Woodpecker. Slechts drie verhalen zijn later herdrukt in album, in 1995 door Uitgeverij Arboris. Dat is erg jammer voor fans van het Duck-werk van Barks, want de vaak langere verhalen van Gnuff ademen de sfeer uit van het oude Duck-werk, gecombineerd met meer volwassen elementen als satire en absurde humor.

Tegenwoordig tekent Milton nog steeds voor de Nederlandse Donald Duck, wat hem uitstekend bevalt. Hij heeft geen vaste scenarioschrijver en het Barksiaanse verdwijnt langzaam maar zeker naar de achtergrond, maar nog steeds weet hij een eigen, herkenbare stijl neer te zetten. Milton: „Ik ben vooral dankbaar voor een aantal uitstekende, humoristische scenario’s van de hand van Jan Kruse en Evert Geradts. Het is erg fijn om die de laatste jaren te mogen tekenen.”

Feiten

Naam:
Freddy Milton
Woonplaats:
Viborg (Denemarken)
Geboortedatum:
1948
Eerste verhaal:
La bolletta distastrosa” (1967)
Uitgever:
Italië, Egmont, Oberon/GP/VNU/Sanoma

Auteur: Mark van den Brand (29 oktober 2004, 23:20).

Bas Heymans

Categorie:
disney
Type:
Auteurs
Auteur:
Sander
Datum:
2004-10-29
URL origineel:
http://informatie.mcduck.nl/Bas_Heymans/ (nieuw venster)
Inducks:
http://coa.inducks.org/creator.php?c=BHe (nieuw venster)
En.Wikipedia:
Geen
Nl.Wikipedia:
Geen
Commentaar McDuck (nieuw venster)
Commentaar McDrake (nieuw venster)

Bas Heymans

Toen Thom Roep eens aan Mau Heymans vroeg of hij niet nóg meer kon gaan tekenen, zei hij van niet. Maar toen hij voor de grap vroeg of hij dan misschien een broertje had dat hem zou kunnen helpen, was hij verbaasd te horen dat Mau’s broer Bas ook striptekende. Hij begon met het inkten van Mau’s verhalen, maar begon al gauw met het zelf maken van Duck-strips.

Zijn stijl lijkt in sommige opzichten nog steeds op die van Mau, met lange nekken en snavels.

Niet-Disney werk

Naast de Donald Duck-strips tekent Bas ook voor de KNVB en Opel, met de strip Daar Heb je Dutchy!!.

Feiten

Naam:
Bas Heymans
Woonplaats:
Den Bosch
Geboortedatum:
1960
Eerste verhaal:
Een wonderlijke kerstavond” (1993)
Uitgever:
VNU/Sanoma

Meer over Bas Heymans

Auteur: Sander Dijkhuis (29 oktober 2004, 22:31).

Walt Kelly

Categorie:
disney
Type:
Auteurs
Auteur:
Sander
Datum:
2004-10-29
URL origineel:
http://informatie.mcduck.nl/Walt_Kelly/ (nieuw venster)
Inducks:
http://coa.inducks.org/creator.php?c=WKe (nieuw venster)
En.Wikipedia:
http://en.wikipedia.org/wiki/Walt_Kelly (nieuw venster)
Nl.Wikipedia:
Geen
Commentaar McDuck (nieuw venster)
Geen commentaar McDrake

Walt Kelly

Walt Kelly begon als reporter en karikaturist voor de lokale krant Bridgeport Post.

Van 1935 tot 1941 werkte hij bij de Disney Studio’s (tegelijkertijd werkte hij voor DC Comics), en leverde hij ideeën en tekeningen voor onder andere “Sneeuwwitje en de zeven dwergen”, “Pinokkio”, “Dumbo” en “Fantasia”.

In 1941 werd hij ontslagen omdat hij mee deed aan een staking. In 1942 ging hij voor Western werken, waar hij jarenlang voorplaten voor de Walt Disney’s Comics and Stories maakte, hetgeen hem zeer geliefd heeft gemaakt. Hij heeft ook enkele Donald Duck-strips getekend, waaronder de stripversie van “Three Caballeros”.

Walt Kelly en Carl Barks

Kelly en Barks kenden elkaar goed, omdat ze begin jaren veertig samen hebben gewerkt bij de Studio’s en later beiden striptekenaar werden. Walt Kelly was de eerste die in een Disney-publicatie naar Barks verwees: op één van zijn voorplaten zie je een eierdoos met Barks’ naam erop (een verwijzing naar zijn kippenboerderij, die hij in 1942 één jaar had gehouden). Barks nam revanche&, en tekende in een van zijn strips naast allemaal dieren een buidelrat (verwijzend naar Kelly’s Pogo Possum).

Pogo

Kelly maakte ook zijn eigen Animal Comics voor Dell. Hier bedacht hij onder andere de buidelrat Pogo Possum.

Toen hij in 1948 voor de krant New York Star als art director en karikaturist ging werken, liet hij Pogo weer verschijnen. Na een tijdje werd hij een groot succes en er kwamen verschillende boeken met herdrukken.

Walt Kelly beeldde al vroeg het milieuprobleem af in Pogo. De zin „We have met the enemy and he is us” werd beroemd.

Feiten

Naam:
Walter Crawford Kelly
Woonplaats:
Philadelphia (V.S.)
Geboortedatum:
18 oktober 1973
Overlijdingsdatum:
25 augustus 1913
Eerste verhaal:
The Flying Gauchito (1942)
Uitgever:
Disney Comics, Western

Meer over Walt Kelly

Auteur: Sander Dijkhuis (29 oktober 2004, 20:18).

Boudewijn Simons

Categorie:
disney
Type:
Auteurs
Auteur:
Sander
Datum:
2004-10-29
URL origineel:
http://informatie.mcduck.nl/Boudewijn_Simons/ (nieuw venster)
Inducks:
http://coa.inducks.org/creator.php?c=Boudewijn+Simons (nieuw venster)
En.Wikipedia:
Geen
Nl.Wikipedia:
Geen
Commentaar McDuck (nieuw venster)
Geen commentaar McDrake

Boudewijn Simons

Boudewijn Simons, geboren in 1977, woont in Maastricht. Hij heeft net zijn studie afgemaakt en wil advocaat worden, maar zijn hobby is Disney-Ducks-tekenen. Hij heeft dit vanaf zijn jeugd in de stijl van Carl Barks, volgens hem de beste Duck-tekenaar vind, gedaan. In 2001 werd Simons uitgenodigd om een één-pagina-strip te tekenen voor het weekblad, en nu heeft hij enkele ideeën en tekeningen opgestuurd.

Feiten

Naam:
Boudewijn Simons
Woonplaats:
Maastricht
Geboortedatum:
24 december 1977
Eerste verhaal:
Pretpark” (2003)
Uitgever:
Sanoma

Meer over Boudewijn Simons

Auteur: Sander Dijkhuis (29 oktober 2004, 22:41).

Marco Rota

Marco Rota werd in 1942 in Milaan geboren. Hij begon in 1958, op achttienjarige leeftijd, zijn carrière als tekenaar van avonturenstrips. In 1960 werd hij bij Topolino in dienst genomen. Naast het Disney-werk verzorgde hij ook een paar jaar Batman en Superman-strips en zelfs enkele erotische strips. In 1974 werd Rota benoemd tot hoofdredacteur van Topolino en dat bleef hij tot 1988. Toen nam Walt Disney Italië de toenmalige uitgeverij Mondadori over.

Rota wordt vaak in één adem genoemd met Don Rosa en William van Horn vanwege het feit dat hij zijn liefde voor het werk van Barks in zijn werk stopt. Verschil is dat Don Rosa en Van Horn een geheel eigen interpretatie geven aan de Ducks, terwijl de eenden in de scenario’s van Rota vaak enigzins oppervlakkig blijven. Geen diepgravende analyses of absurde scènes in Rota’s werk. Wat wél opvalt, zijn zijn stadsgezichten en als decortekenaar is Rota helemaal ongeëvenaard.

Het meest geliefd zijn de verhalen waarin Rota Donald laat opdraven als Andold Wild Duck, waarin hij optreedt als viking. Vreemd genoeg heet hij in Nederland MacDuck, McWild McDuck of Donald McWild Duck, alsof het om een Schotse veldheer zou gaan. In deze verhalen is Donald de commandant van een heus slot aan de kust en krijgt hij het aan de stok met mooie vikingvrouwen en moordlustige volken die op zijn bezittingen uit zijn. Keno Don Rosa voert Donald vaak op in een historische setting, gebaseerd op diepgaande research. Bij Marco Rota zijn uitstapjes in het verleden alleen maar voor de lol.

In 1984 maakte Rota het levensverhaal van Donald, getiteld “Van ei tot eend”, in Nederland verschenen als extra uitgave ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de figuur Donald Duck. Donald valt uit een nest in een boom en wordt geadopteerd door een langsrijdende Oma Duck en Oom Dagobert — die broer en zus zijn in dit verhaal. Later komt Dagobert erachter dat Donald tóch zijn neef is. Lezers die op zoek zijn naar historische juistheid à la Don Rosa kunnen dit verhaal beter overslaan, maar voor degenen voor wie niét alles in het Duck-universum vastligt is het zeker een interessant verhaal.

Rota-fans storen zich niet aan Rota’s vrijzinnige invulling van het Duck-universum. Hij zit voor hen ‘in de juiste hoek’, en niet alleen in die van Donald Duck, want Rota heeft ook met veel succes enkele Mickey Mouse-verhalen gemaakt, gebaseerd op de oude krantenstrips van Floyd Gottfredson (waaronder “Operatie Gebakken Peren” in Duck Tales 43).

Feiten

Naam:
Marco Rota
Woonplaats:
Milaan (Italië)
Geboortedatum:
1942
Eerste verhaal:
Calendario 1966” (1966)
Uitgever:
Italië, Egmont

Auteur: Mark van den Brand (30 oktober 2004, 10:12).

Guido Scala

Categorie:
disney
Type:
Auteurs
Auteur:
Mark
Datum:
2004-10-30
URL origineel:
http://informatie.mcduck.nl/Guido_Scala/ (nieuw venster)
Inducks:
http://coa.inducks.org/creator.php?c=GSc (nieuw venster)
En.Wikipedia:
Geen
Nl.Wikipedia:
Geen
Commentaar McDuck (nieuw venster)
Commentaar McDrake (nieuw venster)

Guido Scala

In Turin, Italië, werd op 14 februari 1936 de familie Scala verblijd met een nieuwe wereldburger, die men de voornaam Guido meegaf. Nog niemand vermoedde dat de wereld drie jaar later, na 21 jaar pauze, opnieuw een wereldoorlog zou beleven. Een paar jaar na het eindigen van de oorlog, in het begin van de vijftiger jaren, begon de jonge Guido Scala zich voor strips te interesseren. Niet alleen om ze het lezen en te verzamelen, maar ook om ze zelf te vervaardigen.

Hij kruiste het pad van de tekenaar Luciano Bottaro. Deze was in 1949 begonnen met het schrijven en tekenen van stripverhalen. Bottaro vond en bevorderde steeds weer opnieuw nieuwe strip-talenten en zijn zogenaamde Rapallo-School speelde een duidelijke rol bij de ontwikkeling van Italiaanse humoristische strips. In 1952 begon Bottaro voor het eerst voor de Italiaanse Disney-comics te werken.

Met Guido Scala werkte hij echter niet aan Disney-strips. Scala hielp Bottaro bij diens eigen strips en toen Bottaro het leger in moest, zette Scala diens strip Pik e Pok voort. Na een tijdje brak Scala zijn tenten in Italië op en hij vertrok naar Cleveland, waar hij een verdrag sloot met de Cleveland Publishing Company, wat hem voor een paar jaar naar Sydney deed uitwijken, waar hij de serie Sergeant Bottleneck produceerde.

In 1959 kwam Scala weer naar Italië terug. Samen met Carlo Chendi (die later bekend zou worden vanwege zijn samenwerking met Giorgio Cavazzano en de creatie van Humfrie Bogaard en OK Quack) begon hij aan verschillende strip-series, die echter maar bescheiden succes hadden en geen grote indruk achterlieten.

De populariteit begon toen Scala voor Disney ging werken. Zijn eerste bijdragen aan Disney-magazines tekende hij in 1962 en 1963. Aanvankelijk hield hij zich bezig met Mickey Mouse, maar vanaf 1971 ook met de familie Duck. Al snel werd duidelijk dat Scala de tekenstijl van Bottaro niet vergeten was.

Vooral Scala’s persiflages op de wereldliteratuur kwamen volop in de belangstelling. Daaronder bevinden zich klassieke werken van Jules Verne, Friedrich Schiller (“De roversbende” in Donald Duck Pocket 21), Jonathan Wolfgang von Goethe (“Liefdesverdriet” in Pocket 17), Jonathan Swift, Fjodor Dostojevski (“Schuld en boete” in Dubbelpocket 3) en Ernest Hemingway. Met veel liefde voor detail heeft Scala de grote literatuur omgezet in stripvorm. Het is jammer dat hij van zijn vele verhalen maar rond de twintig ervan zelf heeft geschreven.

Guido Scala overleed begin januari 2001 op de leeftijd van slechts 64 jaar in Chiavari, betreurd door zijn vrouw Grazia en zijn zonen Gianni en Oscar. Een paar van Scala’s verhalen zijn postuum gepubliceerd. Voorlopig de laatste, “Zio Paperone: Il grande fiume e la campana d’argento”, geschreven door Rodolfo Cimino, verscheen op 22 januari 2002 in Topolino 2408.

Feiten

Naam:
Guido Scala
Woonplaats:
(Italië)
Geboortedatum:
14 februari 1936
Overlijdingsdatum:
januari 2001
Eerste verhaal:
Pippo e l’India in agguato” (1962)
Uitgever:
Mondadori (Italië)

Auteur: Mark van den Brand (30 oktober 2004, 10:25).

Daan Jippes

Categorie:
disney
Type:
Auteurs
Auteur:
Bernard
Datum:
2004-10-29
URL origineel:
http://informatie.mcduck.nl/Daan_Jippes/ (nieuw venster)
Inducks:
http://coa.inducks.org/creator.php?c=DJi (nieuw venster)
En.Wikipedia:
http://en.wikipedia.org/wiki/Daan_Jippes (nieuw venster)
Nl.Wikipedia:
Geen
Commentaar McDuck (nieuw venster)
Commentaar McDrake (nieuw venster)

Daan Jippes

Alhoewel Jippes zijn tekenstudie niet afmaakte kwam hij uiteindelijk toch bij de Geïllustreerde Pers terecht, waarmee hij later in aanraking kwam met het weekblad Donald Duck. In de jaren zeventig was Jippes de leverancier van de voorkanten van het weekblad en ook nu nog tekent hij er een aantal.

In de jaren tachtig ging hij naar Amerika om daar te gaan werken voor de animatie-afdeling van Disney. Ook tekende hij daar voor kranten dagelijkse Disney-stripjes.

Doordat zijn tekenkunsten erg veel op die van Barks leken heeft hij zich de afgelopen jaren gespecialiseerd in het herinkten van schetsen die Barks nog had gemaakt nadat hij met pensioen ging, voornamelijk verhalen met de Jonge Woudlopers in de hoofdrol. Ook tekent Daan Jippes haast alle voorkanten van de serie De beste verhalen van Donald Duck.

Een paar jaar geleden ging hij in opdracht van Sanoma tekenen voor Studio Jan Kruis, die tegenwoordig Jan, Jans en de kinderen tekent. Hier is hij nu mee gestopt en hij is voor Dreamworks in Hollywood gaan werken.

Feiten

Naam:
Daan Jippes
Woonplaats:
Hollywood? (V.S.)
Geboortedatum:
14 oktober 1945
Eerste verhaal:
Kraaienliefde (1972)
Uitgever:
Oberon/GP/VNU/Sanoma, Gladstone, Egmont
Prijzen:
Stripschapprijs (2001)

Meer over Jippes

Auteur: Bernard Slaa (29 oktober 2004, 22:17).

(Foto Don Rosa)
Bron foto: Wikipedia (GNU FDL)

Don Rosa

De meest bekende en populaire nog levende Duck-tekenaar zou wel eens Keno Don Rosa kunnen zijn. Hij werd geboren in 1951 in Louisville, Kentucky. Zijn elf jaar oudere zus Diana was een fan en verzamelaar van stripverhalen en op die manier kwam de jonge Don in contact met de Duck-verhalen van Carl Barks, die hij naar eigen zeggen als zijn grote leermeester beschouwt. Tijdens zijn studie aan de University of Kentucky werd Rosa de striptekenaar van het studentenblad en bedacht Lance Pertwillaby, all-American good guy voor zijn serie verhalen The Pertwillaby Papers. Enkele van deze verhalen zou hij later omwerken tot Duck-verhalen.

In 1987 zocht Don Rosa contact met uitgeverij Gladstone. Die begon rond die tijd met het opnieuw publiceren van Donald Duck-comics en wilde ook nieuwe Amerikaans werk brengen. Rosa wilde zijn jeugddroom verwezenlijken: een heuse Duck-strip tekenen. Dat werd ‘The Son of the Sun’, een bewerkt Pertwillaby-verhaal. Het werd een echte hit en werd genomineerd voor een Harvey-award (de Oscar onder de strips). Rosa’s openingsverhaal heeft iets onmiskenbaar Barksiaans in zich en er zitten tal van verwijzingen naar Barks-verhalen in. Die gimmick zal Rosa in zijn volgende verhalen blijven volhouden, iets wat hem geliefd maakt bij liefhebbers van Barks. Rosa zegde zijn baan in zijn vaders tegelbedrijf op om full-time Duck-strips te gaan maken.

Tijdens zijn werkzaamheden voor Gladstone maakte Rosa ook enkele verhalen voor het Nederlandse Oberon, op scenario van onder anderen Ruud Straatman en Jan Kruse, omdat Gladstone te weinig werk voor hem had. Snel daarna maakte hij de overstap naar Egmont in Denemarken, omdat Disney Gladstone had opgedragen geen origineel tekenwerk meer terug te geven. Voor hen maakte Rosa in 1993 één van zijn meest beroemde werken: de Duck-stamboom. Rosa baseerde zich daarvoor op drie stamboom-schetsen van Barks. Eerst stuurde Barks hem in 1991 een stamboom-schets, waarna Rosa hem de schets stuurde die Barks rond 1950 had gemaakt maar was kwijtgemaakt en die onder fans circuleerde. Daarna maakte Barks een derde schets en stuurde die naar Rosa. Rosa’s boom is in Nederland hertekend door Michel Nadorp.

(Plaatje uit deel vier van het levensverhaal)

Zijn andere bekende werk is de twaalfdelige serie Het levensverhaal van Oom Dagobert, waarvoor hij de Will Eisner-award ontving. In twaalf delen vertelt Rosa Dagoberts levensverhaal zoals hij het ziet, gebaseerd op aanwijzingen uit de talloze Donald Duck- en Oom Dagobert-verhalen van Barks.

Zulke werken, maar ook zijn vervolgen op Barks-classics, maakt Rosa zowel geliefd als gehaat onder Duck-lezers. Een tussenweg lijkt niet te bestaan. Bij veel Barks-fans krijgt hij lof voor zijn ode aan de oude meester, maar bij even zovele fans is het scherpe kritiek wat de klok slaat. De laatste groep vindt dat Rosa de wereld van Barks met voeten treedt door steeds meer open plekken in diens universum dicht te timmeren of door er een eigen draai aan te geven. Eén ding is zeker: waar Don Rosa is, is discussie.

(Plaatje uit deel vijf van het levensverhaal)

D.U.C.K.

In zijn verhalen en andere tekeningen verstopt Don Rosa vaak D.U.C.K.’s;. Dit betekent Dedicated to Unca Carl from Keno (‘Opgedragen aan Oom Carl (Barks) van Keno (Don Rosa)’). In de strips staan ze meestal in het eerste plaatje of de eerste pagina, maar in zijn eerdere strips op de laatste pagina. Helaas zijn ze toen hij net begon met tekenen vaak weggehaald, omdat de uitgever dacht dat het een soort handtekening was — en die mogen niet in Disney-strips. Op D.U.C.K.burg staat over elke strip en elke tekening waar ze staan, maar het is natuurlijk leuker om ze zelf te zoeken.

Feiten

(Zelfportret)

Naam:
Keno Don Hugo Rosa
Woonplaats:
Louisville (V.S.)
Geboortedatum:
29 juni 1951
Eerste verhaal:
The Son of the Sun’ (1986)
Uitgever:
Gladstone, Oberon e.a.
Prijzen:
2 Eisner Awards (1995 & 1997)

Meer over Don Rosa

Auteur: Mark van den Brand, 30 augustus 2005.

William van Horn

William ‘Bill’ van Horn werd in 1939 geboren in Oakland, Californië. Zijn carrière begon al vroeg met het overtrekken van oude krantenstrips. Tijdens zijn studie aan het California College of Arts and Crafts besloot hij zijn eerste animatiefilms te maken. Imagination Inc., een tekenfilmstudio in San Fransisco, nam hem aan als cell inker, maar al snel ontwikkelde hij zich tot schrijver, achtergrondtekenaar en zelfs producent van animatiefilms. In 1966 werd hij art director in een kleine animatiestudio die voorlichtingsfilms verzorgde. Daar bleef het echter niet bij, want Van Horn kon niet stilzitten en werkte op alle fronten mee aan de filmpjes: hij schreef en regisseerde niet alleen, maar tekende ook mee en sprak af en toe stemmetjes in. Meerdere malen werden zijn korte animatiefilmpjes (voor o.a. Sesamstraat) bekroond.

Nervous Rex

Het ging echter slecht in de tekenfilmbusiness en Van Horn ging over op het schrijven en illustreren van kinderboeken. In 1985 begon hij dan aan een nieuwe uitdaging: een eigen strip: Nervous Rex. Met deze strip probeerde Van Horn een alternatief te bieden voor de schreeuwerige superhelden-comics die de VS domineerden. Kenners vergeleken Nervous Rex met George Herriman’s krantenstrip Krazy Kat. Naast Rex verschenen ook twee nummers van Van Horns strip Possibleman Twee jaar later nam hij dezelfde beslissing die Don Rosa nam: hij nam contact op met uitgeverij Gladstone, die nieuwe Donald Duck-strips wilde gaan publiceren. Zes maanden werkte Van Horn aan het perfectioneren van zijn Duck-stijl om hoofdredacteur Byron Erickson te overtuigen. Momenteel werkt hij met Erickson voor de Deense uitgeverij Egmont.

Fragment uit

Van Horn is één van die weinige Duck-tekenaars die ook zelf zijn eigen verhalen schrijft. In de beginjaren werd dat nog gedaan door hoofdzakelijk John Lustig, maar al snel nam Van Horn het over. Zijn specialiteit zijn korte verhalen tot tien pagina’s waarin Donalds struggle for life centraal staat. Dit thema leunt hevig tegen de beste Barks-verhalen uit de late jaren veertig en vroege jaren vijftig, waarin Donald als doorsnee average-man tegen het noodlot opbokst. Van Horn voegt daar nog iets aan toe: een flinke dosis absurdisme en puntige, scherpe dialogen vol woordspelingen en taalspelletjes. Hij slaat met tekstblokken de zogenaamde ‘saaie stukken’ over om meteen over te gaan op een volgende passage. Als geen ander verbindt hij droogkomische balloons met groteske slapstick-actie. Ook heeft Van Horn de Duck-wereld verrijkt met enkele nieuwe personages, zoals Baron Itzy Bitzy (Luiciano Pucerotti, Oom Dagoberts fluitende vlo), Dangerous Dan (een Boris Boef-achtige schurk) en de bekendste: Rumpus McFowl, in Nederland beter bekend als Oom Heisa, de klaploperige halfbroer van Oom Dagobert.

Fragment uit

Het meest bekend is William van Horn misschien wel van zijn samenwerking met Carl Barks. In 1994 maakten ze samen het verhaal ‘Horsing Around with History’, Barks’ eerste scenario in twintig jaar. Hierin ontdekt Dagobert het verloren gewaande paard van Troje. Barks zei aan het begin van de samen werking tegen Van Horn: „Bill, als dit een verhaal een succes wordt, ontvang ik alle eer… en als het een mislukking wordt, krijg jij de schuld.”

Naam: William van Horn
Woonplaats: ? (Canada)
Geboortedatum: 15 februari 1939
Eerste verhaal: A Prickly Relation” (1988)
Uitgevers: Gladstone, Egmont

Meer over Van Horn

Auteur: Mark van den Brand, 31 augustus 2005.

(Foto Romano Scarpa)

Romano Scarpa

De Italiaanse Duck- en Mouse-tekenaar Romano Scarpa werd in 1927 in Venetië geboren. Vanwege zijn grote interesse in tekenen ging hij studeren aan de Academie voor Schone Kunsten. De zogenaamde ‘hogere kunst’ kon Scarpa echter niet boeien. Hij brak zijn studie voortijdig af om zich bezig te gaan houden met zijn grote liefde: tekenfilms. Na de Tweede Wereldoorlog richtte hij zelfs zijn eigen tekenfilmstudio op om reclamefilms te maken. Ook maakte hij er korte tekenfilmpjes, maar ook daar was hij niet helemaal tevreden mee.

(Fragment strip met Brigitte)

In 1953, op 26-jarige leeftijd, ontving Scarpa van uitgeverij Mondadori het aanbod, een stripverhaal op scenario van Guido Martina te tekenen voor het tijdschrift Topolino (de Italiaanse naam voor Mickey Mouse). Niet lang daarna mocht hij ook zelf zijn strips schrijven. Vanaf 1955 verschenen er geen lange vervolgverhalen van Mickey Mouse meer in de krant. Omdat die juist in Italië zo geliefd waren, lag daar voor Scarpa de mogelijkheid zelf dat soort verhalen te gaan verzorgen. Zijn lange Mickey-verhalen leken erg op die van Floyd Gottfredson, zowel qua teken- als vertelstijl.

(Fragment strip met Dickie Duck)
Kitty’s kleindochter heeft net zoveel pit als haar oma.

Scarpa heeft in zijn jarenlange loopbaan veel van zijn beste verhalen zelf geschreven, maar even zo vaak heeft hij scenario’s van anderen uitgetekend. Van 1963 tot 1970 concentreerde hij zich uitsluitend op het tekenwerk. Hij heeft ook veel bijfiguren verzonnen, waarvan sommigen erg populair zijn geworden. Heel bekend zijn Trudy, de vriendin van Boris Boef, en Brigitta McBridge, die stapelverliefd is op Oom Dagobert. In Nederland (maar niet in Italië) minder bekend zijn Dabbert Duck, de neef van Oma, en Dickie Duck, die in het Italiaans Paparetta Ye-Ye heet en de kleindochter van Knappe Kitty is (Oom Dagobert’s oude vlam uit zijn goudzoekerstijd).

Scarpa-fans delen diens stijl in verschillende perioden in. Zo ontwikkelde uit de Gottfredson-stijl, die Scarpa in zijn eerste Mickey-strips hanteerde, een stijl die meer tegen de tekenfilm aanleunt. Soms kun je stellen dat in deze fase de onderlinge verhoudingen van de figuren niet altijd klopte. Maar deze fase van Scarpa was slechts een tussenstap in zijn steeds ontwikkelende stijl, die in die tijd het werk van andere Italiaanse Disney-tekenaars beïnvloedde. In het bijzonder die van Giorgio Cavazzano, die in de jaren zestig de medewerker van Scarpa was. Ook was Scarpa de eerste Italiaanse tekenaar van wie ook in de VS strips werden gedrukt.

(Fragment strip met Dabbert Duck)
Dabbert Duck is eigenlijk gewoon een kopie van Diederik.

In 1970 verhuisde Scarpa naar Spanje, waar hij niet alleen verder werkte aan Duck-strips, maar ook aan bijvoorbeeld Yogi Bear van Hanna-Barbera en zelfs aan enkele tekenfilms. In Spanje, in Fuengirola, overleed Scarpa op 23 april 2005 op 77-jarige leeftijd.

Feiten

Naam:
Romano Scarpa
Woonplaats:
Venetië (Italië) – Malaga (Spanje)
Geboortedatum:
27 september 1927
Overlijdingsdatum:
23 april 2005
Eerste verhaal:
Biancaneve e verde fiamma’ (1953)
Uitgever:
Italië, Egmont

Meer over Scarpa

Auteur: Mark van den Brand, 27 november 2005.

Frank Jonker interview

Categorie:
disney
Type:
Auteurs
Auteur:
Daniël; interview Timo
Datum:
2006-04-27
URL origineel:
http://bibliotheek.mcduck.nl/auteurs/frank-jonker-interview (nieuw venster)
Inducks:
http://coa.inducks.org/creator.php?c=FJo (nieuw venster)
En.Wikipedia:
Geen
Nl.Wikipedia:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Frank_Jonker (nieuw venster)
Commentaar McDuck (nieuw venster)
Geen commentaar McDrake

Frank Jonker interview

Interview taken from a email from Frank Jonker to Timo Ronkainen, sent between 12 January and 20 February 2003. Used in a Finnish article in fanzine ‘Ankkalinnan Pamaus’ (possibly issue 12, 2003).


Hi Timo,

Down below you find my answers on your questions

I was born on 18th of april, 1965. And my education? Well, by now I really don’t know why I ever did this, but I went to school to become a biochemical analyst. I even worked in a laboratory for almost four years (1987-1991), fortunately most of that period was part-time work (3 days a week). After I was fired there (Yes, I have a sort of Donald Duck-career:-), I worked a few years for an exployment agency. My last job was in a furniture factory and had nothing to do anymore with laboratory work. That was the moment I fired myself and became a full-time script-writer.

How and when you started writing Disney comics? I heard you won a script writing contest announced by Dutch DD, can you tell mor about this?

Indeed, I started script-writing by winning a contest. This script-writing contest was organised by The Dutch Stripschap and the Donald Duck magazinen in 1989. The Stripschap is an organisation that promotes comics in the Netherlands. They organise once a year the Dutch Comic Days and lay contacts between everyone who is interested in making, editing or collecting comics.

The assignment for the contest was to write an one-page story about a Disney-character. I choosed Donald and wrote a one page about a job as potatoe-sorter. I was one of the three winners and my story was illustrated by Mau Heymans and published later on in the Donald Duck (H 89172). At the prize distribution Thom Roep, the chief editor of Donald Duck, said to us: “If you want to do more for us, go ahead!” Well, so I did and still do today.

Excerpt from H 89172
Excerpt from Frank Jonker’s first Duck story, illustrated by Mau Heymans

Have you done other comics work besides Disney, or other writing?

Yes, after I started being a full-time writer in 1995, I wrote also comic stories for the Dutch Tina-magazine (a magazine for girls) and had my own weekly comic there from 1999 till september 2002, called Puck. This comic was for a long time illustrated by Paul Hoogma. I also made a comic for the Okki-magazine (a magazine for children in the age of 7 and 8), called Luuk and Lotte (about an 8 year old twin). And I still make the comic Vera and Victor for the Volantary Organisation, with artwork from Remco Polman. It’s published once or twice a year. I sometimes deliver the ideas for cartoons for Remco or Paul. Besides the comic (and cartoon) work, I started writing short childrens stories and songs and I’m also working on a children’s book, that, I hope, will find an editor this year.

Well, I try to write as much as possible different things to earn my money, but almost always children- or family-stories.

You have done mainly Donald Duck stories, but also others, what do you prefer best?

I prefer the Ducks, because of the work of Carl Barks. I really like to make the Duck stories in his style and also prefer them illustrated in a Barks way. Also, the Duck-universum as created by Barks is really perfect for making good stories. As a scriptwriter you don’t need new characters to go on making new stories. Looking around you to the society is the only thing you need to do for inspiration. I could imagine that I’ll be making Duck stories long time after I have retired.

Besides the Ducks, I also like to do Basil of Bakerstreet, Joe Carioca and Madam Mim, also because of the quality of their character.

How you start up a new story?

Mostly, something I see, hear or read inspires me and then I start thinking about it. What could happen, how should the story begin and how can it end. For Duck-stories also the work and the themes of Carl Barks are a source of inspiration. When I have got a good beginning and a good ending, I start writing the story. I know what is going to happen in a rough way and the ‘white spots’ are most of the times filled in by the characters themselves.

In the first year I sometimes started writing when I had just an idea and no ending, but that went wrong a few times and the story went nowhere. So since then I never starts writing before I’ve got an beginning and an end.

Original ending of H 98290, sketch by Frank Jonker
Sketch for H 98290

You have written several stories with Paul Hoogma. It’s a bit uncommon way, at least in Disney comics, how do you work together?

Most of the times we start with a cup of coffee and talking about Duck- or Disney-character and what could happen. The first idea always comes from something one of us has heard, seen or read. Then we start talking about the idea until we have a beginning, a sort of a story-line and an ending. After that we write out the texts and balloons on the pages and than we start making the sketches for the illustrations. Paul page 1, me page 2 at the same time, etc..

Around 1993 we worked together with a lot more people on Duck-stories. Remco Polman, Mau Heymans, Kirsten de Graaff. Paul en I are the only one left from that group, who still have time to make an appointment and work together on a story.
The last two years I also wrote some stories based on ideas of Daniel van Eijmeren, who wrote out the most important scenes and I built the rest of the story around that scenes. These stories were infact written by email.

Do you have some specific artists in your mind while writing? Do you have any influence on who would draw your story?

I like to have my stories worked out in a Barks way. Carl Barks is probably the artist that I have in mind while writing. But also for me it’s always a surprise which artist is doing my story. I really like it, when one of my stories is illustrated by Mau or Bas Heymans or Sander Gulien, but I don’t have any influence on that.

Are you assigned to make certain amount stories on certain time span, or can you do as many/few as you wish?

I do not have assignments from the Donald Duck and fortunately also no deadlines. So I really have total freedom and can make as many/few as I wish and whenever I’ve got the inspiration for that. I believe that the Dutch Donald Duck may produce 1000 pages a year, but my production is a lot lower then that.

You have done Disney comics scripts now 13-14 years (correct?) for Dutch publisher. What has changed during this time? Did you noticed any changes after Finnish publisher bought Oberon’s magazine division?

I think most changes after the Finnish publisher bougt the Oberon/VNU magazine division have taken place inside the building. Artists and scriptwriters working at home, do not notice much of this, I think.

In the last 14 years the editor mooved from Haarlem to Amsterdam and from Amsterdam to Hoofddorp. The name changed from “Oberon’ to ‘Geillustreerde Pers’ (illustrated press) to “VNU tijdschriften (VNU magazines) to Sanoma tijdschriften (Sanoma magazines). That were the most important changes for us in the last 14 years.

During the years we sometimes hear there is no need for long (10 pages or more) stories. Sometimes characters as for example Alladin and the Little Mermaid appear in Donald Duck and disappear a few years later. Then the editorship doesn’t buy that kind of stories anymore. Then we have to concentrate our stories on a few less characters.

As a reader I sometimes finds it a pity when characters disappear, because the reader in me knows that the writer hasn’t told all his stories yet.

How much time one script takes until it’s ready? Do you need it to be OK’ed by editors and is much rewriting required often?

It depends on how long the story is. A normal four-page story can be done in one day, a 10 pager in two or three days. Short stories do mostly not need much rewriting. As the story becomes longer, the risk of rewriting a lot is longer. For example the Duck-story “The physicans of the Andes” (H 9730) that I wrote together with Paul Hoogma, Remco Polman and Anja Barten needed two years before we dare to send it to the editorship. Of course we didn’t work every day on it, but once in the three, four weeks.

Excerpt from H 9730
Excerpt from “The physicans of the Andes”

Nowadays after I have send it to the editorship most stories do need no or not much rewriting. In the beginning, in 1990, when I wrote my first 10 pages I got them back with comments on almost every pages and then I had a lot of work by rewriting them. But I have learned a lot of that and that’s probably why the stories do not need much rewriting anymore nowadays.

The editorship always has to OK a story before buying it. After that they send it to the artist who is going to work it out.

Do you meet other Dutch writers and artists on regular basis?

We see each other at least on the yearly Dutch comic days. And of cours we phone and e-mail with each other and sometimes I visit artists in the place where they live. In the case of Paul Hoogma we see each other every two-three weeks for making a new story or working further on one.

That were my answers. I hope I’ve given you enough information. Otherwise mail again with extra questions and I’ll try to answer them again. No problem! I’ll also try reach Mau to give him your adress or otherwise send it to him by email or snail-mail.

Good luck!

Best wishes,

Frank


Timo Ronkainen is a Finnish cartoonist, writer, and donaldist. Website: Comics and Stuff.

Source of interview: email from Timo to Daniël, Thursday 20 February 2003.

Auteur: Daniël van Eijmeren, 27 april 2006.

Carl Barks

Wereldwijd wordt hij, jaren na zijn dood in 2000, nog steeds vereerd als de beste schrijver en tekenaar van Donald Duck-strips die ooit heeft bestaan: Carl Barks, bijgenaamd ‘the good artist’.

Zijn leven

Carl werd in 1901 geboren in Merrill, in de Amerikaanse staat Oregon, als de tweede zoon van William en Arminta Barks. Het gezin verhuisde regelmatig; eerst naar Midland, toen naar Santa Rosa en vervolgens weer terug naar Merrill, waardoor Carl twee klassen had gemist en pas op zijn vijftiende het laatste leerjaar kon afronden. Omdat zijn beginnende doofheid het moeilijk maakte lessen te volgen en de dichtstbijzijnde middelbare school tien kilometer verdrop lag, besloot hij maar helemaal met school te stoppen.

Oh! You mean you're a 'M'sieur', not a masseur? -- cartoon door Barks
Cartoon van Carl Barks voor The Calgary Eye-Opener

In 1917 schreef hij zich in voor een schriftelijke tekencursus, de Landon Mail Course. Door slechte postbezorging kon Barks de cursus echter niet afmaken. Bovendien brak de Eerste Wereldoorlog uit en alle dienstplichtigen uit de buurt werden opgeroepen, wat tot een grote vraag naar hulpkrachten in de omringende boerderijen leidde. Carl was nog twee jaar verwijderd van dienstplichtige leeftijd en werkte zich een slag in de rondte, waardoor voor tekenen weinig tijd overbleef. Na de oorlog verliet hij de boerderij en vertrok naar San Francisco, waar hij ging werken in een drukkerij, maar waar de plaatselijke kranten geen enkele interesse toonden in zijn tekeningen. Anderhalf jaar later keerde hij terug naar Merrill, waar hij Pearl ontmoette en in 1921 met haar trouwde. Barks was het werk op de boerderij moe en werkte vanaf 1923 als houthakker en later bij de spoorwegen, waarvoor hij en Pearl naar Roseville in Californië verhuisden.

In 1928 kwam een grote doorbraak: het blad The Calgary Eye-Opener kocht een cartoon van Barks en vroeg om meer. Ondertussen liep zijn huwelijk met Pearl spaak, die met hun dochters Peggy en Dorothy bij haar moeder introk. De definitieve echtscheiding kwam twee jaar later, in 1931. Barks zag dat als een reden om terug te gaan naar Oregon, waar hij bleef werken aan cartoons voor Eye-Opener en besloot zich helemaal op cartooning te concentreren. Eind 1931 kreeg hij van de redactie van de Eye-Opener geld om over te komen naar Minneapolis, om in vaste dienst te komen werken. Barks runde het blad praktisch in zijn eentje en signeerde de tekeningen met verschillende namen.

Fragment W WDC  95-02
Een tientje voor Katrien”, 1948

Ondertussen bereikte ook Barks het bericht dat men in de Disney Studio’s, waar in 1934 Donald Duck was geboren, nieuwe arbeidskrachten zocht. Barks stuurde een paar tekeningen op, onder andere ideeën voor Sneeuwwitje, waar Disney in die tijd aan werkte, en kreeg bericht terug dat hij aan de slag kon. Hij werd leerling-_inbetweener_ voor de Donald Duck-tekenfilms. Bij het maken van een tekenfilm was de animator verantwoordelijk voor de bewegingen. Hij tekende de belangrijkste, bijvoorbeeld van een beweging die uit 24 beeldjes bestond, de nummers 1, 3, 14 en 24. De assistent-animator tekende daarna de aanvullende tekeningen, beeldjes 7, 10, 12 en 20. De inbetweeners zorgden voor de resterende tekeningen. Door zijn aanlevering van ideeën en gags werd Barks al snel gepromoveerd naar de verhalenafdeling, waar hij samen kwam te werken met Jack Hannah. Beiden waren betrokken bij de geboorte van Kwik, Kwek en Kwak in de tekenfilm Donald’s nephews. Samen ook werkten zij aan het inmiddels beroemde eerste lange Donald Duck-stripavontuur “Donald Duck finds Pirate Gold”. Dat was gebaseerd op een afgekeurd oud tekenfilmverhaal, dat door Bob Karp (de scenarist van de Donald Duck krantenstrips) tot stripscenario was omgewerkt.

In 1942 verliet Barks de Disney Studio’s . De Studio’s waren betrokken geraakt bij de Tweede Wereldoorlog en maakten hoofdzakelijk nog propagandafilmpjes voor de Amerikaanse overheid, wat Barks erg oninteressant vond. Bovendien had de airconditioning in de Studio’s zijn gezondheid geen goed gedaan. Met zijn tweede vrouw Clara vertrok Barks naar San Jacinto, waar hij een kippenfokkerij begon en probeerde een eigen strip op te zetten, met echte mensen in de hoofdrol. Uitgeverij Western, die Pirate Gold had gepubliceerd, vroeg hem echter weer Duck-strips te gaan tekenen. Barks ging akkoord en begon op 41-jarige leeftijd aan een carrière als schrijver én tekenaar van Donald Duck-strips. Ondertussen liep in 1952 zijn huwelijk op de klippen. Twee jaar later ontmoette hij Margaret Williams, met wie hij trouwde. Dat huwelijk zou duurzaam en gelukkig blijken. Garé, zoals Margareth werd genoemd, ging Carl helpen bij het maken van zijn verhalen. Ze deed wat decorwerk, verzorgde het inzwarten van schaduwen en deed vanaf 1955 ook de lettering. Begin jaren zestig begon tevens zijn naam bekend te raken bij fans en de eerste fanmail stroomde bij hem binnen.

Fragment W WDC 158-01
Bee Bumbles”, 1953

In 1966 ging Barks met pensioen, na bijna 25 jaar Duck-strips getekend te hebben. Hoofdredacteur van Western, Craig Chase, vroeg hem echter om nieuwe verhalen te schrijven. Barks schreef en schetste een Oom Dagobert-verhaal, drie Donald Duck-verhalen en tussen 1970 en 1974 was hij de hoofdschrijver van de reeks Junior Woodchucks (Jonge Woudlopers). Daarin sneed hij enkele thema’s over milieuvervuiling –en bescherming aan, jaren voordat het een hot issue zou worden. Deze verhalen werden uitgetekend door hoofdzakelijk Tony Strobl. In de jaren ’90 werden de schetsen opnieuw uitgewerkt door Daan Jippes, die de stijl van Barks veel beter benaderde. In 1994, ter aanleiding van Donald’s 60-jarige bestaan en Barks’ eerste reis buiten de Verenigde Staten en bezoek aan de redacties van verschillende Europese Disney-bladen, schreef hij nog het verhaal “Horsing Around with History”. Hij was niet meer in staat om het zelf te schetsen. De tekenaar William van Horn mocht het verhaal tekenen. Het laatste verhaal waaraan Barks meewerkte was “Somewhere in Nowhere”, in 1998, twee jaar voor zijn dood. Zijn plot werd uitgewerkt door John Lustig en getekend door Pat Block.

Na zijn pensionering ging Barks ook schilderen. Zijn vrouw Garé was al jaren bezig met schilderen en ook Carl kreeg de smaak te pakken. In 1971 kreeg hij bezoek in Goleta, waar hij toen woonde, van een aantal fans, waaronder Glenn Bray. Hij bood Barks 150 dollar om een schilderij met de Duck-figuren te maken, naar aanleiding van een bepaalde cover. Barks schreef de Disney Studio om toestemming en kreeg die. Na enkele weken was het schilderij klaar. Al snel werd het bij fans bekend dat Barks zijn stripfiguren nu ook op schilderijen vereeuwigde en de opdrachten stroomden binnen. Barks kon nu 250 dollar voor een schilderij vragen en werkte met een wachtlijst. Russ Cochran, eigenaar van de Graphic Gallery, overtuigde hem af te zien van zo’n wachtlijst, en hij mocht de schilderijen samen met Bruce Hamilton gaan veilen op comic conventions, waar de prijs steeg naar ruim duizend dollar. In de jaren die volgden stegen de prijzen en in 1976 bracht “July Fourth in Duckburg” 6400 dollar op. Niet lang daarna verbood Disney het maken van Duck-schilderijen. De prijzen stegen meteen gigantisch. Al dit geld ging aan Barks’ neus voorbij, maar toch koesterde hij geen wrok tegen Disney. Nadat een regeling werd getroffen waardoor ook Disney via royalties kon verdienen aan de schilderijen, kreeg Barks weer toestemming om te schilderen, wat hij nog jaren zou volhouden.

Fragment W US 5-02
Het geheim van Atlantis”, 1953

Volgens mensen die Barks hebben ontmoet, was hij nog tot op zeer hoge leeftijd actief. Er werd echter leukemie bij hem geconstateerd, en daaraan overleed hij in de nacht van 24 op 25 augustus 2000, een half jaar voordat hij 100 jaar zou worden.

Zijn werk

In de jaren dat zijn naam nog niet bekend was, stond Barks bij fans bekend als ‘the good Duck artist’. Zij vonden dat de verhalen van Barks met kop en schouders boven alle andere Disney-strips uitstaken, een opvatting die tegenwoordig nog steeds door de meeste Duck-fans gedeeld wordt.

Barks’ verhalen zijn zo populair geworden, doordat hij nooit heeft geprobeerd te moraliseren of ‘kinderverhaaltjes’ te vertellen, in tegenstelling tot de meeste van zijn collega’s. Barks liet een realistische, hoewel enigszins overdreven, afspiegeling zien van de harde (Amerikaanse) samenleving, waarin alleen geld, status en succes belangrijk zijn. Daarin stak hij de draak met allerlei soorten mensen, die hij graag stereotypeerde of bespotte. Ook spotte hij met bepaalde menselijke trekjes, zoals opschepperij en dikdoenerij. In het Duckstad van Barks (hij heeft trouwens ook de stad zelf bedacht) draait alles om bezit en macht, en de hoofdfiguur Donald Duck bezit geen van beiden. Daardoor wordt hij door zijn vriendin Katrien en neefjes Kwik, Kwek en Kwak constant onder hevige druk gezet om te proberen iets belangrijks te bereiken, waarin hij constant en consequent faalt, voornamelijk dankzij het Noodlot, wat bij Barks allesbehalve willekeurig is, en zijn eigen koppige karakter.

Schilderij Holiday in Duckburg
Holiday in Duckburg”, 1989

Beide elementen zijn ook door Barks in de strip geïntroduceerd. Toen hij begon met het tekenen van de strips, was Donald slecht een eendimensionaal heethoofd, die voornamelijk leuk was door zijn gekwaak. Om ook de strips interessant te houden, moest Donald’s karakter verder uitgebreid worden. Hij moest in volzinnen kunnen spreken en genuanceerde emoties kunnen laten zien. Veel van de ontwikkelingen van het personage ontwikkelde Barks in de lange avonturenverhalen, die later teruggekoppeld werden naar de tenpagers. Bovendien werd hij door Barks ook neergezet als een permanente pechvogel. Allemaal trekjes die tekenaars tegenwoordig nog steeds dankbaar gebruiken.

Belangrijk zijn ook de vele personages die Barks heeft toegevoegd aan het Duck-universum, die een grote verrijking ervan betekenden. In 1944 kwam hij met het eerste zelf bedachte personage, Neighbour Jones, in Nederland beter bekend als Buurman Bolderbast. Zijn latere personages zijn echter veel belangrijker geworden en hebben veel meer invloed gehad op het ontwikkelen van de Duck-wereld. Het belangrijkste personage kwam al in 1947 op papier: Oom Dagobert, de rijkste eend ter wereld, zag het licht in “Christmas on Bear Mountain”. De vrekkige oude schraper kreeg een eigen strip-serie en een volledig afgerond karakter. Niet veel later, in het begin van 1948, kwam Guus Geluk ter wereld. In dat verhaal was hij nog niet de figuur zoals we hem nu kennen. Pas in 1949 zou hij vorm krijgen als de eeuwige geluksvogel. Dagobert’s aartsvijanden de Zware Jongens kwamen in 1951 op papier. De geniale uitvinder Willie Wortel werd door Barks bedacht in 1952 en Katrien’s nichtjes Lizzy, Juultje en Babetje een jaar later. In 1956 ontmoette Dagobert voor het eerste zijn tegenpool Govert Goudglans en in 1961 de toverkol Zwarte Magica. Barks bedacht ook nog John D. Rockerduck, maar die werd door de Italianen uitgewerkt en niet door Carl zelf.

Zelfportret van Barks

Het is veilig te stellen dat zonder Barks de Donald Duck-strip wereldwijd niet zo populair zou zijn geworden en dat de Disney-bladen nooit het succes zouden hebben gekend dat ze nu hebben.

Naam: Carl Barks
Woonplaats: verschillende (V.S.)
Geboren: 27 maart 1901 in Oregon, Merrill
Overleden: 25 augustus 2000 in Grants Pass, Oregon
Eerste Disney-verhaal: Pluto Saves the Ship” (1942)
Uitgever: Western Publishing
Prijzen: o.a. Duckster, Shazam, Inkpot, Kirby, Disney Legend, Barkster, CBG, Sparky

Auteur: Mark van den Brand, 30 april 2006.

Al Taliaferro

Al Taliaferro was een van de meest belangrijkste geestelijke vaders van Donald Duck. Jarenlang begeleidde Al Taliaferro Donald Duck de weg naar Duckstad.

Op 29 augustus 2005 was het 100 jaar geleden dat Charles Alfred Taliaferro (afgekort Al Taliaferro) in de plaats Montrose in Colorado voor het eerst het levenslicht zag. De zoon van een Italiaans sprekende familie studeerde kunst op het Instituut of Art in Californië en werkte aanvankelijk in de reclame.

Op 5 januarie 1931 ging hij bij Disney werken als animator, maar al gauw kwam Charles op de strip-afdeling terecht. Tussen 1931 en 1932 inktte hij de Mickey Mouse (zondags)krantenstripjes die door Floyd Gottfredson werden getekend. Dat Walt Disney zeer aan zijn serie Silly Symphonies (korte tekenfilmpjes van Disney) was gehecht kon je wel merken. Op 10 januari 1932 liet Walt strips maken van deze Silly Symphonies, die meestel net iets anders waren dan de film.

Ook Taliaferro hielp hierbij mee. Verder in 1932 tekende Taliaferro de Bucky-Bug strips (Tokkie Tor), die nog 2 jaar lang doorspeelde. Taliaferro tekende geregeld Silly Symphonies en van 16 september 1934 tot 16 december 1934 kreeg Taliaferro dan eindelijk de kans om Donald Duck in de stripversie te tekenen van zijn eerste tekenfilm “The Wise Little Hen”. Dit was tevens het eerste stripverhaal van Donald Duck. Daarna kreeg Taliaferro de kans om Donald gastrollen te laten spelen in Floyd Gottfredson’s Mickey Mouse-strips. Taliaferro pakte die kans.

Pas op 30 augustus 1936 kreeg Donald zijn “eigen” strips. In 1937 werd de titel van de stripjes in de kranten die eerst ‘Silly Symphonies’ heette omgezet naar de naam ‘Donald Duck’. Dit wordt op 5 december 1937 stilgezet en is er een tijdje geen Donald Duck te vinden in de kranten. En ik zeg nu wel makkelijk dat Donald zijn eigen strips kreeg, maar daar moest wel wat voor gedaan worden. Taliaferro zag Donald Duck als “zijn” held. Daarom wilde hij een eigen serie voor Donald, en geen suffe bijrolletjes. Omdat zover te krijgen moest Taliaferro zich tegen de broer van Walt Disney, Roy Disney, keren die dacht dat de kranten niet meer in Disney-strips geïnteresseerd waren. Maar op 7 februari 1938, een maand later kregen ze het voor elkaar om dagelijkse zwart/wit krantenstrip van Donald in de Amerikaanse kranten te zetten.

Bob Karp

Het team, Al Taliaferro en Bob Karp, werkte nog 31 jaar lang samen en voegde zo nu en dat een soort “vernieuwingen” toe. Zo voegden Taliaferro en Ted Osborne op 17 oktober 1937 Kwik, Kwek en Kwak toe in de Amerikaanse krantenstrips, nadat ze in een film te zien waren. Zo ook op 4 november 1940, in een dagstrip. Daar kwam Katrien Duck uit tevoorschijn. Gijs Gans verscheen op 9 mei 1938. Oma Duck fans mogen de schoonmoeder van Taliaferro, Donnie M. Weaton, die net als Oma Duck op een boerderij woonde, een knot in haar haar had en een strenge blik bezat, wel bedanken voor de “inspiratie” die ze Taliaferro gaf. Oma Duck verscheen op 27 september 1943 in “levende lijve”. Daarvoor was Oma namelijk al eens eerder opgetreden, maar dan in een portret bij Donald aan de muur. Ook Donald’s wrakke auto moest er aan geloven. Hij is in 1938 voor het eerst te zien in de door Al Taliaferro getekende stripverhalen. Taliaferro voorzag de auto van het kenteken “313”. Het getal 313 staat voor 3×13, dus voor 3 keer ongeluk, omdat 13 een ongeluksgetal is. Een perfect kentekennummer voor een auto waarvan de toestand het best omschreven kan worden als “rijp voor de sloop”.

Donald Duck Tracks a Penguin

Al Taliaferro heeft ook een gerenige bijdrage geleverd aan de Dell/Western-comics, in de vorm van korte strips, tekeningen en voorplaten. Hij heeft ook enkele niet-Disney-strips gemaakt (Jim Davis en the Sangor Shop). Al Taliaferro’s werk is in Nederland voornamelijk te bewonderen in de Donald Duck Scheurkalender (elke dag een strip!) en in de Donald Duck Weekblad met “een weekje…”. Taliaferro maakte voornamelijk strips van 4 plaatjes en geregeld strips van 1 pagina en heel soms strips van 2 pagina’s. Dit komt omdat Taliaferro voor het grootste deel van zijn carrière krantenstrips maakte waar maar 4 plaatjes voor nodig waren. Al Taliaferro overleed op 3 februari 1969. Zijn laatste woonplaats was in Glendale, California (V.S.)…

Naam: Charles Alfred Taliaferro
Woonplaats: Montrose, Glendale (V.S.)
Geboortedatum: 29 augustus 1905
Overlijdingsdatum: 3 februari 1969
Eerste verhaal: ”Boxing Champion” (1931)
Uitgever: Disney Comics (V.S.)

Auteur: gjhjf/sian, 7 mei 2006.