Vulcanus was de Romeinse god van het vuur, zoon van Jupiter en Juno, en,
hoewel hij lelijk en kreupel was, getrouwd met Venus (godin van de
schoonheid). Hij werkte als smid voor de andere goden. Met zijn toverhamer kon
hij prachtige voorwerpen maken, en niet te vergeten: van ijzer goud maken!
Al wekenlang verduistert een zwart, mysterieus ‘iets’ de
sterrenhemel boven Duckstad dat steeds dichter bij komt. Als Dagobert, Donald
en de neefjes op een avond op de Waaitopheuvel gaan kijken naar het mysterie
worden ze weggeblazen en meegezogen door Thor en de donderwagen. Ze belanden
op de kleine planeet genaamd Walhalla, waar ze verschillende namen horen uit
de Noorse mythologie. De mensen (of zijn het goden?) op Walhalla denken dat
hun planeet wordt ontvoerd door de aarde, maar de neefjes vertellen dat er een
andere oorzaak is. Die oorzaak moeten ze snel vinden, want anders zal Walhalla
neerstorten op de aarde. Als Odin (de koning van Walhalla) hen alles wil
uitleggen over de planeet, vind er een aardbeving plaats. Terwijl Odin en de
andere mannen de schade gaan opnemen, gaan Dagobert en de neefjes rondkijken
(terwijl Donald bij de godinnen gaat zitten). Ze komen bij de reus Vulcanus
(de eerste Romeinse god die ze tegen komen) waar ze erachter komen dat elke
keer als hij van ijzer goud maakt er een aardbeving komt. Doordat de
hoeveelheid ijzer afneemt wordt het magnetisch veld steeds kleiner en trekt de
aarde (door haar aantrekkingskracht) Walhalla naar haar toe. Vulcanus en
Dagobert denken er niet aan om te stoppen, en dus halen Kwik, Kwek en Kwak
hulp bij Thor. Wanneer Thor zijn hamer tegen het achterhoofd van Vulcanus
gooit en hem vervolgens laat zien hoe ‘erg’ de aarde is, heeft de
smid er alles voor over om Walhalle bij de aarde vandaan te krijgen. Met een
hamer, gemaakt door oom Dagobert, verandert hij het goud weer terug naar
zilver.
Thor brengt de hele familie Duck weer terug naar aarde, waar Dagobert de
hamer van Vulcanus mee krijgt. De hamer hangt nu (veilig?) in de
trofeeënkamer van Dagobert.
Een oud schip, de Kiki Mari, zonk in 1882 bij Kaap Schuimkop met een
kostbare lading bestaande uit parels.
Een van Oom Dagoberts sardine-trawlers stuitte per ongeluk op het wrak,
waardoor Dagobert meteen een geheime bergingsoperatie begon. Dagobert en
Donald doken naar het wrak waar ze een kistje met de parels vonden onder een
afgodsbeeld.
Maar in de haven waren ze afgeluisterd door de Zware Jongens, die terwijl
Dagobert en Donald onder water waren het bergingsschip hadden geënterd.
Toen Dagobert dat ontdekt had wist hij de parels weg te smokkelen door ze aan
zalmen vast te binden die onder weg waren naar de kust om te paaien. Bij een
kwekerij vond hij later de zalmen met de parels weer terug, en als dank gaf
hij een pet vol parels aan de kwekerij. De rest verhandelde hij bij de
juwelier en hij hield nog wat over voor zijn trofeeën.
Aladdin is een van de bekendste figuren uit de verhalen van Duizend-en-een
Nachten. De straatjongen die dankzij de hulp van een geest en een vliegend
tapijt de dochter van de sultan trouwde en ook nog een grote schat had is
iedereen wel bekend. Maar dat Aladdin echt bestaan had, dat wist niemand.
Oom Dagobert kwam er achter toen hij in Bagdad goedkoop een aantal
Perzische Tapijten op de kop wou tikken. Toevallig kocht hij juist het
Vliegende Tapijt, dat van Aladdin was geweest. Na dat hij dankzij hulp van het
handboek van de neefjes had uitgevogeld hoe hij het moest besturen wilde hij
ermee terug naar Duckstad. Het Tapijt had echter steeds de neiging om richting
het Oosten te vliegen. Toen ze daarop attent werden gemaakt door Zwarte Magica
(die ook achter het Tapijt aanzat, en wist dat die naar de Schat van Aladdin
zou leiden) werden ze door het Tapijt naar een ruïne gebracht. Daar
vonden ze in een ondergrondse ruimte de Schat van Aladdin.
De Schat bestaat uit vazen met edelstenen, baren goud en juwelen. Na een
strijd met de vogel Rok/Zwarte Magica was de Schat voor Dagobert, alhoewel het
Tapijt het onderspit moest delven.
Dagobert heeft aan dit avontuur zeker een vaas vol diamanten en robijnen
overgehouden. De rest heeft hij misschien later gehaald.
In 1057 kreeg Sir Quack McDuck voor zijn hulp aan de Schotse koning MacBeth
een kistje met daarin juwelen, Romeinse munten en ringen uit de vikingtijd.
Maar in zijn bedoelingen om zijn schat zo goed mogelijk te beschermen metselde
hij zich in een muur van het Kasteel McDuck in. In de 900 jaar daarop werd er
ijverig door de McDucks en de Whiskervilles gezocht naar de schat, maar
niemand vond hem. Er gingen dan ook de geruchten dat de geest van Sir Quack
zijn schat beschermde.
In 1948 echter kwam Dagobert McDuck met een methode om de schat te vinden.
Door middel van een apparaat waarmee hij x-stralen kon uitzenden kon hij door
de muren heen kijken. Met behulp van Donald, de neefjes en zijn opzichter van
Kasteel McDuck, Scottie McTerrier, vonden ze de holte in de muur. Daarin zaten
het harnas met de overblijfselen van Sir Quack en de schat.
Maar al snel na de vondst werd de schat gestolen, door de geest van Sir
Quack! Na veel speurwerk en dankzij de moedigheid van de neefjes werd echter
de geest ontmaskerd en bleek het Scottie te zijn. Maar het was niet Scottie,
maar Diamanten Dirk die zich voor Scottie uitgaf. Dat kwam doordat Scottie
enkele maanden van te voren overleden was.
Eindelijk na 900 jaar was de Schat van het McDuck Kasteel gevonden. Of
zouden er nog andere schatten zijn?
De bibliotheek van Alexandrië. Dit was de grootste bibliotheek in heel
de oudheid (er waren wel een miljoen schriftrollen van papyrus). Er lagen
rollen over veel vergeten beschavingen waaronder de Etrusken, Phoeniciërs
en de Myceners.
Oom Dagobert reist met de neefjes naar Alexandrië. Maar doordat het
papyrus is (papyrus is aan elkaar gelijmde rietstroken), zijn alle
schriftrollen vergaan. Maar al gouw bleek dat de schriftrollen waren
gekopieerd op perkament. Die perkamenten rollen waren gebracht naar
Constantinopel (het tegenwoordige Istanbul). Maar er bleek dat in 1204 de stad
geplunderd werd door Venetiaanse kruisvaarders. De perkamenten rollen werden
verbrand. Maar ze werden ook gekopieerd, maar nu met de pas uitgevonden
Gutepers. Ook deze boeken waren vergaan en ze moesten naar Spanje, want
Columbus bleek de kopieën te hebben ingepikt van de Mecidi-familie (de
belangrijkste familie van Italië). Maar die boeken werden geroofd door
EI Draque (Sir Francis Drake), die ze meebracht naar Fort Drakeburg, en dat
was op de Autografheuvel.
Uiteindelijk gaat Oom Dagobert kijken onder zijn geldpakhuis en ziet hij de
boeken. Maar ze zijn door ratten opgegeten dus die zijn ook al vergaan. En het
blijkt dat de bibliotheek van Alexandrië samen is gevat in…
Het Jonge Woudlopers-handboek.
Helaas voor Dagobert kwam deze ‘schat’ niet in zijn
trofeeënkamer (het behoort toe aan de Jonge Woudlopers), maar hij heeft
er een leuke reis aan overgehouden. En hij mag blij zijn dat hij de boete
voor het te laat terugbrengen van de papyrus-rollen naar de bibliotheek niet
hoefde te betalen!
De grote Mongoolse veroveraar Djengis Khan had een kroon van goud en zilver
ingelegd met duizend edelstenen, één voor elke stad die hij
veroverd had. Toen Djengis Khan in 1227 overleed kreeg zijn zoon de kroon en
na diens dood de kleinzoon van Djengis, Kublai Khan. Onder leiding van Kublai
Khan bereikte het Mongoolse Rijk in 1279 zijn grootste omvang: het bestreek
het grootste gedeelte van Azië tot aan de Donau in Hongarije.
Ondertussen was de Italiaanse ontdekkingsreiziger Marco Polo richting het
Verre Oosten gereisd onder meer om te zoeken naar het fabelachtige rijk van
Prester John. Tijdens zijn reizen in het Oosten deed Marco Polo ook Beijing
aan, waar Kublai zetelde. Marco Polo beweerde dat hij het rijk van Prester
John had gevonden en vertelde Kublai Khan erover. Daarop viel Kublai Tibet
binnen en veroverde Prester Johns rijk. Hij ging er zelf wonen en liet er
voor de veiligheid alle schatten van het Mongoolse Rijk naartoe brengen,
omdat de plek ontoegankelijk was.
In het gedicht ‘Kublai Khan’ van Samuel Coleridge gaat het over
deze plek, die als rustoord diende voor Kublai, hij noemde het Xanadu. De
vallei werd beschreven in het gedicht als een plek met:
Vijf maal vijf mijl vruchtb’re grond,
werd omgord met muren en torens in het rond.
Tuinen waren daar, met bloemen in de lieflijkste kleuren
En kruiderijen in de meest uitgelezen geuren
Een soort idyllisch rijk, dat valt te vergelijken met Prester Johns rijk.
Maar wat Coleridge niet wist was dat de vallei ook bewoond werd door andere
mensen behalve Kublai met z’n Mongoolse troepen. Het was de vallei van
Trallala die inderdaad bij de Ducks bekend staat als een fantastische
vredige vallei met aardige inwoners. Kublai onderdrukte, 600 jaar voordat de
Ducks ervoor het eerst kwamen, deze mensen met de harde hand. Om te voorkomen
dat de inwoners van Trallala hem zouden buitensluiten als hij op
veroveringstocht was bouwde hij een vernietigingsmechanisme in de grot waar de
heilige rivier de Alph loopt. Hij bouwde daar een grote sluisdeur die hij kon
dichtdraaien, waarop het water dat via de grote draaikolk in het midden van de
vallei niet meer weg kon uit de onderaardse grot. Het water zou dan stijgen
tot aan de toppen van de bergen.
Maar op een dag vertrok Kublai met zijn troepen en kwam niet meer terug,
het geheim van Trallala nam hij mee in z’n graf. Daarop vernietigden de
inwoners van Trallala alle sporen die herinnerden aan Kublai’s
bezetting. Alle schatten werden in de grote draaikolk geworpen, maar de kroon
van Djengis Khan zat in een kistje. Deze volgde dus de ondergrondse rivier de
Alph totdat hij ergens in een zijgrot aanspoelde.
Honderden jaren later vond een geitenhoeder deze kist in een ijsgrot
onderaan de Karakal-berg. Sherpa’s van Oom Dagoberts yakfokkerij in
Ladakh hoorde het nieuws dat die geitenhoeder een kroon had gevonden. Toen
besloot Oom Dagobert, omdat hij vermoedde dat het een schat was uit de tijd
van de Mongolen, de kroon te ruilen voor zijn yakfokkerij. De kroon zou
meekomen met een karavaan uit Mongolië om uiteindelijk in Duckstad aan te
komen.
De kroon werd echter op een nacht gestolen op een bergpas hoog in de
Himalaya. Oom Dagobert besloot om de kroon terug te vinden en lokte zijn neven
mee om de kroon te gaan zoeken. Wat Donald en de neefjes echter niet wisten
was dat de dader hoogstwaarschijnlijk de Verschrikkelijke Sneeuwman was. Pas
toen Dagobert ze bij het kamp waar de kroon ontvreemd was de sporen die
gevonden waren toonde wisten ze wat ze aan het doen waren: ‘jagen op de
Verschrikkelijke Sneeuwman.’
Na een lange speurtocht in de bergen vonden ze de grot waar de Sneeuwman
woonde. Daar vonden ze heel veel hoofddeksels, waaronder de kroon! Het bleek
dat de Sneeuwman ze spaarde, aangezien hij nogal een ijdeltuit was. De Ducks
werden echter gevangen genomen door de Sneeuwman (die Ork heette). Ork was
vooral gelukkig met het horloge dat Dagobert een tijdje geleden goedkoop op
de kop had getikt. Hij was zo weg van het getik dat hij weinig aandacht meer
besteedde aan de hoofddeksels. Al snel wisten Dagobert en zijn neven te
ontsnappen nadat Ork was ingeslapen. Maar Ork achtervolgde ze totdat de Ducks
waren ingesloten op een hoge klif, maar toen hield het getik van het horloge
van Dagobert op, wat hij om z’n nek had hangen. In ruil voor het weer
aan de praat brengen van het horloge (Ork was helemaal weg van het getik
ervan) kon Dagobert ongestoord de kroon meekrijgen.
Pas later kwamen de neefjes in Duckstad erachter waar de kroon eigenlijk
vandaan kwam. Met behulp van het Handboek van de Jonge Woudlopers gingen
Dagobert en zijn neven wederom richting de Himalaya, om dit keer met behulp
van de kroon te gaan zoeken naar de schatten van het Mongoolse Rijk! Ze wisten
echter niet dat Xanadu, zoals het in het Handboek werd genoemd, de vallei was
waar ze eerder waren geweest, Trallala.
Na een lange tocht door de grot waarlangs de Alph stroomde kwamen ze bij de
grote sluisdeur van Kublai Khan. Omdat de houten brug naar de overkant, waar
een grote deur was, was weggerot besloten ze de sluisdeur te sluiten om te
kunnen oversteken. Maar toen ze door de deur gingen konden ze niet meer terug
en al snel bleek dat ze in de vallei van Trallala waren teruggekeerd.
Op het tonen van de kroon werden de Ducks meteen gevangen genomen en naar
de Choschambo, de eerste adviseur van de Hoge Lama gebracht. Lah-Dieda wilde
echter niks zeggen over de schatten, en aangezien de Ducks niks waardevols bij
zich hadden om de inwoners van Trallala te vragen om ze terug te brengen over
de bergen zaten ze vast in ‘het paradijs’.
Al snel wende het leven in de vallei, maar omdat ze de sluisdeur hadden
dichtgedaan hield op een begeven moment de draaikolk op met draaien. Aangezien
de vallei al snel begon vol te stromen met het smeltwater van de bergen werden
de Ducks haastig naar de Hoge Lama gebracht die zetelde in het voormalige
paleis van Kublai Khan. Dagobert en zijn neven hadden namelijk metaal nodig om
de balk die de deur naar de grot dichthield open te zagen. De Hoge Lama gaf
uiteindelijk toe dat er metaal in Trallala was, waarop Dagobert meteen weer
dacht aan de schatten van Kublai. Het bleken echter de stalen flessendoppen te
zijn die Dagobert met zijn eerste komst had meegebracht. Donald en de neefjes
wisten er een ijzerzaag van te maken en Donald kreeg de taak om de deur door
te zagen. Ondertussen dreven Oom Dagobert en de neefjes rond in een bootje in
de haast ondergelopen vallei, met in de tas de Kroon van Djengis Khan,
aangezien Dagobert die niet wilde achterlaten als ze moesten vluchten. Donald
lukt het om in de haast ondergelopen grot de deur open te krijgen en aan de
overkant van de Rivier de Alph de sluisdeur te openen. Donald zit dan echter
opgesloten in de grot en kan niet meer terug naar Trallala.
Ondertussen zitten Dagobert en de neefjes ook in de problemen als de
draaikolk ineens terugkeert. Door de schok valt de tas met de kroon overboord
en worden Dagobert en de neefjes de draaikolk ingezogen. In de grot kan Donald
ook in de boot komen en met ze allen komen ze uiteindelijk weer buiten ergens
in het gebergte van Kashmir.
Zwaar teleurgesteld door het verlies van de kroon besluit Dagobert om maar
eens met vakantie te gaan naar Schotland, omdat de groene heuvels van Trallala
hem daaraan terugdachten. Ondertussen wordt de kroon teruggevonden in Trallala
in een rijstveld waarop Lah-Dieda besluit om de kroon in de heilige draaikolk
te gooien om dit keer voorgoed te verdwijnen op de bodem van de grot waar de
draaikolk in uitmondt, temidden van de overige schatten van Kublai Khan.
Troje was een stad in het tegenwoordige Turkije. De Trojanen hadden oorlog
met de Grieken, maar de Trojaanse muren waren zo sterk dat niemand er door
kon.
Toch werd deze bijna onneembare stad veroverd door een list. De Grieken
hadden namelijk een paard gemaakt en neergezet als een cadeau. Maar er zaten
een aantal soldaten van de Grieken in, die eruit zouden springen als ze binnen
de muren waren. De Trojanen trapten erin en de soldaten konden de poort
openen. Troje werd veroverd.
De Ducks gaan in dit verhaal, ‘Je moet een gegeven paard niet in de
buik kijken’, op zoek naar Griekse en Trojaanse schepen die in de oorlog
zijn gezonken. En als ze een wedstrijdje doen wie het meest opduikt vindt Oom
Dagobert een vreemde cilinder van klei. Het blijkt flessenpost te zijn van een
Trojaans schip vol schatten. Dagobert wil die schatten natuurlijk wel hebben!
Het blijkt op een eiland te zitten dat intussen is gezonken. Maar als ze
uiteindelijk een gedeelte van het eiland blootstellen vinden ze een van de
kostbaarste schatten ter wereld: het paard van Troje, helemaal verguld met
goud! Maar als Oom Dagobert het schip het geldpakhuis in takelt blijken de
Zware Jongens erin te zitten…
Eldorado is een Zuid–Amerikaanse legende die verteld over een stamhoofd en
zijn volk, die zo veel goud hadden dat het stamhoofd zich van top tot teen
liet insmeren met bladgoud. Hij werd de laatste heer van Eldorado genoemd.
Rosa’s verhaal “De laatste heer van Eldorado” is een vervolg op een eerder
verhaal, “Schat onder glas”, waarin de Ducks een kaart vinden met veel
gezonken schepen. In de buurt van een van deze schepen vinden ze een
plaquette. Deze plaquette blijkt eigenlijk eigendom te zijn van Welser von
Ausburg, een Duitse bankier. Dagobert Duck koopt zijn Welserbank. Dan blijkt
dat deze bank eerst van Grovert Goudglans was. Dus gaat Goudglans
erachteraan.
Dagobert komt erachter dat de drie heren van Omagua (Jiménez de Quesada de
jurist, Nikolaus Federmann de bankier en Sebastián de Belalcazar de veldheer)
een Welserbank–filiaal in Omagua hadden. Door het Jonge Woudlopers–handboek
komen ze erachter dat Omagua de naam is voor de gouden stad Eldorado, en op de
plaquette staat waar Emagua ligt. Om bezit te krijgen van Eldorado moet
Dagobert het contract van de drie hebben. Maar De Belalcazar en Federmann
waren in de cel beland omdat Belalcazar deserteerde en Federmann oplichtte.
Dus gaan ze naar de stad Bogotá omdat Quesada al zijn bezittingen heeft
nagelaten aan het klooster van de stad waar hij woonde.
Nadat ze in de archieven van het klooster hebben gekeken, vinden ze het
contract maar Goudglans, die hen had afgeluisterd, pikt het in. Donald gaat
erachteraan en pikt het terug. Daardoor is Dagobert Duck eigenaar van
Eldorado. Eerst moeten ze het goud echter nog zien te vinden, dus reizen ze
naar het hoogste der meren oftewel het Teusacá–meer. Goudglans probeert de
vijf helden tevergeefs tegen te houden. Ze graven het hele meer af, maar er
is geen goud te vinden. Maar de neefjes en Govert komen er tegelijk achter
dat het in de wortels van de bomen zit omdat het meer eerst daar was.
Goudglans bindt de neefjes vast en probeert de bank terug te kopen van
Dagobert, die niet doorheeft dat hij Eldorado weggeeft.
Dan gaat Dagobert naar de Schatberg en zet een helm op de kroon van
Eldorado, de man van goud. Hierbij benoemt hij zichzelf de heer van Eldorado
en eigenaar van het goud. Maar dan blijkt dat door de belasting met rente heel
veel geld vraagt door de belastingschulden van Quesada, dus eigenlijk houdt
Dagobert Duck er niets van over.
Hoe kwam het Multi-Oplosser-harnas in Oom Dagoberts trofeeënkamer terecht?
Let op: hier wordt een compleet stripverhaal naverteld.
Lees het verhaal eerst zelf—anders is de spanning eraf!
Het Multi-Oplosser-harnas komt voor in het verhaal
“De Zwarte Ridder”,
dat het vervolg is op
“het verhaal van de Multi-Oplosser*.
Dit verhaal begint met dat Donald en de neefjes Oom Dagobert moeten helpen met
het ophangen van een koopakte van Eldorado (de Gouden Stad) uit een vorig
verhaal.
Als ze dan de trofeeënkamer binnen lopen komt er een bericht binnen dat
Arpin Lusène naar Duckstad is gekomen. Deze man stond ook wel bekend als de
Zwarte Ridder, een meesterdief. Hij is een man die de bank van Monte Carlo en
de schilderijen van het restaurant in Rapaljo roofde en de grote schrik van
elk rijk persoon. Hij stuurt Dagobert dan ook een briefje, dat hij altijd
achterlaat als hij iets heeft beroofd, met een zwarte helm erop.
Dagobert Duck probeert die avond zijn geldpakhuis te verdedigen maar door
een aantal sluwe streken komt hij toch nog in de juwelenkluis terecht waar hij
een zak diamanten dan komt hij in de trofeeënkamer en als hij de kluis ziet
denkt hij dat daarin Dagoberts grootste trofee in zit. Hij maakt hem open en
ziet de diamanten pot, waarin de Multi-Oplosser zit, staan die hij meeneemt
samen met een harnas.
Als hij weer bij zijn hotel aankomt merkt hij dat er in die zak waarvan hij
dacht dat er diamanten in zaten dat er diamantgruis in zit. Maar dat komt goed
uit want op die manier kan hij het harnas bekleden met diamantgruis en er
oplosmiddel overheen smeren waardoor hij een heel sterk harnas overhoudt.
Intussen komt Dagobert Duck erachter dat de Multi-Oplosser is gestolen en
gaan ze vlug naar het hotel van de Zwarte Ridder om hem tegen te houden, maar
het is te laat. Hij heeft het harnas aan en loopt over de straat naar het
geldpakhuis. Donald en Dagobert proberen hem tegen te houden door huizen op
hem te laten vallen maar zelfs dat heeft geen effect op hem, hij blijft nog
naar het geldpakhuis lopen. Daarna bestelt Dagobert Duck een anti-tankraket,
maar zelf dat geeft geen beschadiging op zijn harnas.
Dan loopt hij regelrecht naar de geldkluis waarin ook Dagobert Duck zit.
Zijn plan is om het op te lossen zodat iedereen denkt dat hij het heeft
gestolen, want hij is een dief die steelt voor de roem. Maar gelukkig voor
Dagobert Duck staat de Chevalier Noir op een rode loper die doorgaat tot in de
kluis waardoor Dagobert aan het kleedje kan laten trekken waardoor de ridder
valt en (bij toeval) gelukkig in op de diamantkluis terecht komt.
Daar trekken de Ducks het Multi-Oplosser-harnas uit en sturen de ridder
naar de politie (onderweg ontsnapt hij natuurlijk). Maar aan dit avontuur
heeft Dagobert wel een mooi Multi-Oplosser-harnas overgehouden.
*) De Multi-Oplosser is een uitvinding van Willie Wortel en een trofee van
Dagobert Duck. Het is een middel dat overal doorheen gaat behalve door
diamant. Daarom ligt het opgeslagen in een pot van diamant met een diamanten
deksel erop en die is geplaats in een kluis die aan de binnenkant bedekt is
met diamant. De formule is opgelost in dat middel.